Kassen en bakken

Koude bak

In oude moestuinen treft men nog vaak broeibakken aan. Tot 1950 waren deze ook op Hindersteyn aanwezig: grote gemetselde bakken die schuin oplopen. De bedoeling was dat hierin gekweekt werd met behulp van broei. Deze broei werd veroorzaakt door oude paardenmest. Paardenmest werd in laagjes met stro en bladresten aangebracht en hierop kwam een laag aarde waar het gewas in werd geteeld. Dit geheel ging broeien en werd dus warm. Een methode die succesvol was in de tijd dat er nog geen andere warmtebronnen beschikbaar waren. Maar het is ook heel veel werk en het wordt nauwelijks nog gedaan.

Een koude bak is heel wat anders. Het is eigenlijk een laag kasje dat zeer geschikt is om al wat gewassen voor te telen of te laten kiemen. Zo’n koude bak wordt afgedekt met éénruiters. Dat is een standaard stuk glas van 150 x 80 cm in een houten frame. Deze ligt schuin op de rand aan de voor- en achterzijde van de koude bak. Bij mooi weer wordt een blokje hout onder de rand van het frame geplaatst en staat deze “op een kier”. Bij wat minder goed weer wordt er een rietmat overheen gerold om de laatste nachtvorstjes van het seizoen tegen te houden. Op Hindersteyn hebben wij, in afwachting van een gemetselde koude bak, er een van hout gemaakt. Die hebben wij nodig voor het afharden van het zaaigoed. En de zomer gaan wij weer eens proberen om meloenen groot te krijgen!